Algemene gegevens |
BHS-nummer |
Scheepsnaam |
Type schip |
Gebouwd van |
Bouwjaar |
Werf |
Plaats van de werf |
10422 |
Geesina Maria |
klipperaak |
staal |
in 1916 |
de Nijverheid van Gerrit Douwes Barkmeijer |
Aalsum |
|
Gebied en vracht |
Oorspronkelijk vaargebied |
Oorspronkelijk soort vracht |
Huidige ligplaats |
Friesland, Groningen, kop van Overijssel. In de crisis van de jaren 30 als woonschip met baggermolen door rivierengebied enUtrecht |
hooi (naar Zwolle) en stenen alsmede regionaal vervoer
Verder het werk wat Friese skûtsjes deden, en ook zand vanaf de IJsselkop nabij Hattem naar Akkrum. |
Friesland |
|
Korte geschiedenis van dit schip |
Samevatting geschiedenis klipperaak ‘Geesina Maria’.
De eerste schipper was Simon van der Wal
Het schip is in 1916 gebouwd op de werf ‘de Nijverheid’ van Gerrit Douwes Barkmeijer. Deze werf was gelegen aan de Dokkumer Ee en behoorde tot het dorp Aalsum.
Het schip is waarschijnlijk gebouwd voor eigen rekening en gedurende het bouwproces verkocht aan schipper Simon van der Wal uit Leeuwarden.
Aanvankelijk zou het schip ‘Hoop op Zegen ’gaan heten maar gedurende het bouwproces is in het gezin van Simon een zoon geboren. Toen waren er in zijn gezin 6 kinderen waarvan 5 jongens. Gezien dat feit werd de naam veranderd in ’Vijf Gebroeders’.
Het schip, wat was uitgerust en ingericht zoals gebruikelijk was op skûtsjes, die normaal vracht voeren in Friesland, was klaar op 27 december 1916. Op deze datum is het schip in Dokkum gemeten en onder nummer L 1441 N geregistreerd met de kenspreuk ’Vijf Gebroeders‘ als ijzeren aakschip te Dokkum gebouwd in 1916 met een lengte van 17 meter, een breedte van 3.50 meter en een laadvermogen van 35 ton.
De tweede schipper was Johannes Reidinga
Op 10 juni 1922 passeert de verkoopakte bij een notaris in Drachten en daarmee wordt de ‘Vijf Gebroeders’ voor fl. 3400,-, met zeil en treil zoals dagelijks in gebruik, verkocht aan Johannes Reidinga, schipper uit Terhorne.
Johannes en zijn vrouw Mettje zijn eigenaar geweest tot 1949 en hebben met hun twee dochters, Sjoerdtje en Hinke en hun veel later geboren zoon Atze tot ongeveer aan het eind van de oorlog aan boord gewoond.
Johannes vervoerde met zijn schip terpaarde, mest, zand en hooi. Als ze hooi hadden geladen was er altijd een flinke deklast en moest het schip vaak worden gejaagd. Bekend is dat ze ooit tijdens zo’n reis een vaste brug moesten passeren waar ze met het hoog opgeladen schip niet onderdoor konden. Vervolgens werd het schip met het voorschip onder de brug gebracht en werden de te hoog opgeladen hooibalen en de giek op de brug geplaats. Het schip werd onder de brug door getrokken en alle lading en de giek werden weer aan boord gebracht, waarna men de reis vervolgde. Hooi werd door de ‘Vijf Gebroeders’ vaak naar Mildam of naar Zwolle gebracht.
Tijdens de crisis van de jaren dertig heeft Johannes zich verhuurd aan een baggerbedrijf. In die tijd sleepte het schip, dat met een opgehoogd ruim was aangepast om wat comfortabeler te kunnen wonen aan boord, mee met de baggermolen naar de plek waar werd gewerkt. Zo is het schip in Culemborg, op de Lek en in Woerden geweest. Ook is bekend dat ze lange tijd in Maarssen zijn geweest, mogelijk tijdens de aanpassingen aan het Merwedekanaal tot Amsterdam-Rijnkanaal.
In de oorlog heeft Johannes het vrachtvaren weer opgepakt. Zo hoefde hij via de baggerfirma niet voor de Duitse bezetter te werken.
Na de oorlog is Johannes koster geworden in doopsgezinde kerk van Terhorne en is toen gestopt met vrachtvaren. Wel heeft hij het schip nog enige jaren aangehouden en voer in de zomermaanden met vakantie gasten voor een vakantiepaviljoen in Sneek. Uit juni 1946 is een compleet logboek van zo’n zeilweek bewaard gebleven. Zo’n week leverde Johannes Fl. 250,- op! In 1949 is het schip, wat toen de naam ‘Atze’ had, naar hun enige zoon, verkocht voor Fl. 3500,-. Fl. 100,- Meer als waarvoor Johannes het in 1922 had gekocht.
Her schip werd een motorwoonschip
In de jaren na de verkoop door Johannes, is het schip diverse malen verkocht en heeft lange tijd als een motorwoonschip met autobusachtige opbouw gevaren. Het had een ligplaats in Nieuwkoop en later, na weer een verkoop, in Hellevoetsluis. Eind 1979 is het in een verwaarloosde toestand verkocht naar Dokkum alwaar de nieuwe eigenaars serieuze plannen hadden om het schip te gaan restaureren. Nadat deze poging was gestrand is het verkocht naar Sneek waar het weer het uiterlijk kreeg van een zeilend vrachtschip.
De laatste eigenaars
Nadat het schip in 1986 te koop werd aangeboden is het door de huidige eigenaars aangekocht. Sindsdien is het verder gerestaureerd naar de huidige staat, het beeld van circa 1922. Het heeft een ongestaagde mast waaraan een Drents grootzeil, met een kort gaffeltje, kan worden gehesen. Diverse onderdelen aan dek zijn weer net als toen. De originele groene kleur is weer op het boeisel aangebracht en het interieur van de roef heeft weer de sfeer van destijds. In deze staat is het schip erkend als varend monument en staat ingeschreven in het Register Varend Erfgoed Nederland onder nummer 129. Mogelijk is de ‘Geesina Maria’ de kleinste originele klipperaak van Nederland. Sinds 1986 had het schip een ligplaats in Veghel, Alphen aan de Maas en Heusden. Vanaf het start in 2008 tot 2021 lag de ‘Geesina Maria’ in de museumhaven van Vreeswijk. Sinds 2021, na de verhuizing van de eigenaars van Brabant naar Friesland, is Dokkum de ligplaats, op circa 450 meter van de plek waar het in 1916 nieuw van de helling gleed. |
|
Illustraties: |
|
Gemaakt op/in: augustus 1997 Foto: Monique Sloots Molhuizen.
Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster). |
|
|
klipperaak Geesina Maria afgemeerd in de museumhaven Vreeswijk Gemaakt op/in: 22 november 2013 Copyright © Johan Sloots.
Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster). |
|
|
Gemaakt op/in: september 20219
Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster). |
|
|
Gemaakt op/in: mei 2021
Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster). |
|
|
Gemaakt op/in: 30-01-2024
Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster). |
|
|
Gemaakt op/in: 30-01-2024
Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster). |
|
Maten |
Lengte |
Breedte |
Diepgang |
Holte |
Tonnage |
Hoogte mast |
17 m 00 cm |
3 m 50 cm |
0 m 80 cm |
– |
35,000 ton |
14 m 50 cm |
|
Motoren: |
Merk |
Type |
Serienr. |
Bouwjaar |
Nieuw of gereviseerd? |
Jaar geplaatst |
Jaar afgedankt |
Peugeot |
Indenor |
– |
1970 |
Overig |
1985 |
2004 |
|
Merk |
Type |
Serienr. |
Bouwjaar |
Nieuw of gereviseerd? |
Jaar geplaatst |
Jaar afgedankt |
Yanmar |
4 cilinder diesel |
– |
2004 |
Nieuw |
2004 |
– |
|
Verhalen over dit schip: |
Het schip is gebouwd bij scheepswerf 'De Nijverheid', van G. Barkmeijer en Zn. te Aalsum bij Dokkum. Op deze werf zijn slechts 2 kleine klipperaakjes gebouwd. De werf lag direct buiten de stadsgracht van Dokkum. Later is dit deel van Aalsum door Dokkum geannexeerd en lag de werf in Dokkum. Tekst uit het werfboek: 'Schepen tewatergelaten in 1916. Aakje Hoop op Zegen, 18 last 36 ton van der Wal Leeuwarden'
Tot 1922 is er bijna niets bekend over het schip, behalve dat S. van der Wal het als '5 Gebroeders' in de vaart heeft gebracht en er o.a. afbraak van huizen mee vervoerde. Op 10 juni 1922 werd het schip voor fl. 3400,- verkocht aan Johannes Reidinga uit Terhorne. Dit blijkt uit de notariële akte die in ons bezit is. Tijdens de overdracht van het schip was schipper van de Wal dronken. Reidinga zat in de regionale vrachtvaart in het noorden van Nederland en ver- voerde o.a. terpaarde en stront. Ook werd er met hooi gevaren naar Zwolle en Mildam. Ze waren eens met 2 schepen met hooi op weg naar Mildam. Tijdens deze reis moest worden gejaagd, wat door de twee dochters werd gedaan. Als er een vaste brug in het traject zat, waar de deklast niet onderdoor kon, dan had men een simpele oplossing. Het schip schoof zachtjes onder de brug door waarbij de deklast (en mogelijk zelfs de giek) op de brug geladen werd en aan de andere kant weer aan boord gezet werd. De familie Reidinga vertelde ons dat het schip goed zeilde bij een lichte koelte. Dat Johannes Reidinga niet bang was blijkt wel uit het feit dat hij met een leeg schip de losliggende luiken (vroeger lag er een luikenkap op zonder merkels) eraf heeft gezeild. Ze spoelden dan gewoon van hun plaats. Ook schijnt hij het geladen schip er bijna onder gezeild te hebben op het Tjeukemeer. Er stond flink wat wind, collega-schippers adviseerden hem om te blijven liggen. Hij was dan ook de enige die de tocht begon, bijna met een zeer slechte afloop. In de loop der jaren bleek het vrachtvaren met een 35 tons zeilschip niet echt lonend meer en werd de den opgehoogd en het schip als woonschip gebruikt. Om toch wat met het schip te verdienen werd het na de oorlog verhuurd aan een vakantiepaviljoen in Sneek, voor fl.250,- in de week. Er werd toen met gasten gevaren, die in het ruim kampeerden. We zijn in het bezit van een aantal foto's uit die tijd, en op een van die foto's zijn 17 personen aan boord te tellen. In deze tijd verhuurde Johannes Reidinga zich ook aan een baggermaatschappij en sleepte het schip met de baggermolen mee naar de diverse werken in Nederland. Zo is bekend dat het schip in die tijd op de Lek, de IJssel en in Woerden is geweest. Toen het jongste kind geboren was, een jongen, werd het schip omgedoopt als 'Atze'. In 1949 werd de 'Atze' voor fl 3500.- verkocht aan dhr. Vermeer, direkteur van de Gero fabrieken te Zeist. Hij heeft het schip tot 1952 in zijn bezit gehad als zeilend vrachtschip met opdrukker. Wat hij met het schip gedaan heeft is onbekend. In 1952 is het schip verkocht aan dhr. Hammes, die het heeft verbouwd tot gemotoriseerd varend woonschip, met een autobus-achtige opbouw. Het schip kreeg de naam 'Dwaalster'. Deze man heeft er met vrouw en kinderen tot 1976 op gewoond in Nieuwkoop. Het schip is in die jaren uitstekend onderhouden. In 1976 is het schip verkocht aan dhr. Olthuis uit Rotterdam. In het schip stond toen een Citroën scheepsmotor. Dhr. Olthuis is er uiteindelijk mee naar Hellevoetsluis gevaren, waar het in 1980 gekocht is door dhr. Haquebord, zijn twee zonen en dhr. Borgeman, allen uit Dokkum. Op 30 december 1980 is het schip in verwaarloosde toestand afgemeerd aan het Hellingpad in Dokkum (getuige een krantenbericht in de Nieuwe Dockumer Courant van donderdag 8 januari 1981). De heren Haquebord en Borgeman wilden dit unieke schip restaureren en weer onder zeil brengen. De opbouw werd eraf gesloopt en er werd een start gemaakt met de restauratie. Het schip werd echter als open kale bak afgemeerd in de Nieuwe Zwemmer waar het vervolgens volregende en half zonk over bakboord.. In 1984 heeft men het schip moeten verkopen. Het is toen aangekocht door dhr. Witteveen te Sneek. Hij heeft de tweede aanzet tot restauratie gegeven. Er is een roef geplaatst, een nieuw voordek met mastluik en mastvoet gemaakt, en een mastje met (te kleine) giek met een oud katoenen tuigje aan boord gebracht. Er werd ook een motor in het ruim 'geplaatst'. Het ruim werd met planken dichtgelegd en de roef werd simpel betimmerd. In deze staat werd het schip in januari 1986 bij een makelaar in Heeg te koop aangeboden. Uiteindelijk is het schip op 20 augustus 1986 ons eigendom geworden en heeft het de naam 'Andante Grazioso' gekregen. In de afgelopen 11 jaar is het schip opnieuw ingetimmerd en de motor gereviseerd en opnieuw ingebouwd. Er is een nieuwe ongestaagde mast geplaatst (dit was in de zeiltijd ook zo, en is zeer uniek), een nieuwe giek, en we hebben een nieuw dacron tuig laten maken in de originele vorm van vroeger, een Drents tuig. De oude planken zijn vervangen door een luikenkap met merkels, en de nieuwe zwaarden hebben weer de originele lengte en hangen weer op de originele plaats. Verder is het schip weer in de originele kleuren geschilderd. In 1996, toen het schip 10 jaar in ons bezit was, is de naam veranderd in 'Geesina Maria'. |
|