De boot gemist....
Iedereen wil op zijn tijd weer eens een avontuur, zeker ter onderbre- king van zijn of haar midlife. Nu, die kans wordt je soms geboden: " De Bontekoe Race". Dat leek me wel wat
Met Borrel en Erik als schippers vanuit Hoorn het IJsselmeer op, schonk mij volledig vertrouwen op een goede afloop.
Zaterdag, 27 oktober 1996. Half tien zou het startsein klinken: 13 schepen t.w. klippers, tjalken en botters zouden zich meten met elkaar. Nu dacht ik dus mijn wekker juist ingesteld te hebben op half 8. Toch moet er echter iets niet goed gegaan zijn. Rond 9 uur schrok ik wakker en wist dat het fout zat. Tegen beter weten in scheurde ik om kwart over 9 in de richting van Hoorn. Het liefst was ik met auto en al zo aan boord gereden. Parkeerplaatsen genoeg, maar allemaal vergunninghouders die daarvan gebruik mochten maken, maar ik niet. Hollen, rennen, vliegen, het mocht niet baten. Met zweet op 't voorhoofd zag ik mijn avontuur de haven uit- varen. De teleurstelling en woede moeten tastbaar zijn geweest. Ik had mijn bagage maar weer opgepakt en ben onverrichterzake terugge- keerd naar Heerhugowaard. Van doffe ellende ben ik maar naar mijn buurvrouw gegaan, wiens man nu in vreugde de start mee zou maken. Je begrijpt dat mijn buurman aan boord was. Doch na enige uren, herstelde mijn humeur zich en ik had mijn hoop en zegen gericht op de tweede dag van de race. s'Middags om 4 uur stond ik weer in de haven in afwachting van de bin- nenkomst van de Hubertus. Vele schepen voeren binnen, echter nog geen Hubertus. Ik sprak een schipper aan om te horen of hij iets had vernomen. Als antwoord kreeg ik, je bedoelt die dikke Tjalk? We denken erover om een protest te tekenen. Ze hebben een "indringstart" gemaakt, waardoor wij gedupeerd zijn. De moed zonk me, na 11 binnengevaren schepen, nog niet in de schoenen. Rond half zes kwam de Hubertus als nr. 12 binnen gevaren. Ik was al blij met het weerzien, maar schaamde me voor mijn niet afgelopen wekker. Ze vonden wel dat het bij mij paste, ik niet zo. De avond was bar gezellig en ik hoorde de avonturen met enige jaloezie aan. Morgen mocht ik het ook meemaken. Er waren echter voorspellingen dat het stormachtig zou worden. Daardoor was er een kleine kans van schorsing van de wedstrijd. Nou, aan het klappen van de touwen tegen de masten te horen, mocht ik toch wel vermoeden dat de kans klein was dat we zouden uitvaren. Erik was de volgende morgen al vroeg op de hoogte gesteld van het teleurstellende nieuws: Wedstrijd door storm afgelast. Wat doe je op een zondag met slecht weer onder in het ruim met aan boord een bar en met de kennis nog geen meter gezeild te hebben? Maandagmorgen vroeg het Hoornse gat uit. De boot moest immers terug naar Krommenie. Het G.P.S. brengt je via de kortst mogelijke route weer thuis. Gezellligheid vergoedt zoveel. Het leed was wel vergeten, niet wetende welk avontuur ons nog te wachten stond. Uit niet welingelichte bronnen hadden we vernomen dat er reeds 2 dagen een gigantische rookontwikkeling was ontstaan vanuit een smeulende brand van een cacaofabriek ergens aan de Zaan. Langs de Zaan was echter niets te bespeuren van een brand. Echter, toen we de laatste bocht en brug in de Zaan hadden gepasseerd en wij de Nauernasche Vaart richting de molen "de Woudaap" opvoeren, wisten wij onmiddelijk dat er iets mis(t) was. Vertwijfeld voeren wij verder. Kunnen we terug? Moeten we terug? Geen radar aan boord? Het leek erop alsof wij onszelf willens en wetens het gevaar injoegen. Langzaam varen met een nog steeds razende storm, kon niet. Je zou zo de kant ingedreven worden. Door de enorme rookontwikkeling konden we de walkant niet meer zien. Het zicht was mischien 5 meter. Lagen er blusboten of plezierjachtjes? Zouden we het een en ander ram- men met alle gevolgen van dien? Door het slechte zicht en de storm raakten we alsnog aan lager wal, de rietkraag in. Paniek brak er niet uit. Een enigzins benauwd gevoel overviel ons wel. Wat adem je niet allemaal in? Al snel kwamen brandweerlieden langszij. "Jullie moeten snel terug (ja, hoe?) "er zit blauwzuurgas in de rook". Nou dat was toch een veront- rustende mededeling als je dwars vast ligt. Waarschijnlijk waren er geen gasmaskers meer voor handen, want we mochten in tegenstelling tot de brandweerlieden rustig het blauwzuurgas inademen. Nadat we ons m.b.v. een sprongetje aan de kant, weer recht getrokken hadden (er stond zoveel kracht op, dat het touw als een katoendraadje afbrak) voeren we na onge- veer een kwartier de rook uit. We konden weer opgelucht adem halen. Wilt U dit verhaal niet geloven? Erik heeft sensationele video-opnames gemaakt van de gebeurtenis. Ook was Erik zo helder alsnog de brugwach- ter via de marifoon te vragen, waarom hij ons niet had gewaarschuwd. Het antwoord luidde: "Op teletekst had u kunnen lezen dat u hier niet kan varen". Tja, geen radar aan boord, ook al geen teletekst! Rond 6 uur waren we bij Peter en Marga thuis. Praten en bijpraten. Totdat Marga diep in mijn ogen keek en zei," Toon, het is niet goed met je ogen, er zit een rode streep in". Een spiegel was snel gevonden. Verschrikt keek ik in een paar dracula-ogen. Het hoornvlies kon ik zo opduwen. Dat gaat niet goed, dacht ik. s'Avonds een dokter geraadpleegd, die mij kon gerust- stellen, hoewel hij de totale gebeurtenis toch niet geruststellend vond. De volgende morgen weer op tijd op om naar het werk te gaan. Mijn ogen kreeg ik echter nauwelijks open. Wederom bracht de spiegel mij helder- heid. "Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie heeft de dikste ogen van Nederland? "Gij mijn beste matroos, gij hebt de dikste ogen van ons land. En er is niemand die nog dikkere ogen heeft. Die dag kon ik dus niet de deur uit. Zoveel vermaak gunde ik de ander niet. De boot gemist, mijn avontuur beleefd, m'n midlife was doorbroken. Toon Bartels 23 april 1997 |
|