Twee Gebroeders

Details over het schip Twee Gebroeders, BHS nummer 11506


Algemene gegevens
BHS-nummer Scheepsnaam Type schip Gebouwd van Bouwjaar Werf Plaats van de werf
11506 Twee Gebroeders groninger zeetjalk staalijzer in 1898 Boerma/Boerema Martenshoek
Gebied en vracht
Oorspronkelijk vaargebied Oorspronkelijk soort vracht Huidige ligplaats
Nederland & Belgie diversen & zand en grindschip Hollandse IJssel, Gouda, Z-H rivierengebied
Korte geschiedenis van dit schip
De Groninger Zeetjalk  “Twee Gebroeders” heeft in de loop van haar bestaan vele eigenaren en functies gehad. Groningen heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Het schip is daar gebouwd en is tot de crisisjaren bevaren door schippers uit Groningen. Later als eigendom van een Groningse zand en grindhandel, was het een bekend schip in de stad.
Qua functie is het schip haar leven begonnen als zeilend bedrijfsvaartuig zonder motor, waarmee allerlei soorten vracht vervoerd werd.
In de dertiger jaren werd het als overslag-schip voor een turfhandelaar gebruikt in de Laakhaven in Den Haag. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog is het verlengd en omgebouwd naar motorschip. Vanaf de vijftiger jaren is het schip gebruikt om zand buitengaats bij Delfzijl te halen. En dit in de stad Groningen te lossen met een eigen los-installatie.
In de zeventiger jaren lag het schip te verpauperen in een van de havens van Groningen. Het is maar op het nippertje van de sloop gered. Geleidelijk aan is daarna het schip van buiten weer naar zeilschip teruggebracht door particuliere eigenaren. Van binnen is het als woonschip ingericht met alle moderne comfort.
Voor zover bekend staat inmiddels de 3e motor in het schip. Aanvankelijk is een grote Kromhout 2 cylinder ingebouwd welk later vervangen is door een DAF motor.
Als er niet gezeild wordt, wordt het schip nu voortbewogen door een (liggende) Leyland motor afkomstig van een bus van het Gronings vervoersbedrijf.
Illustraties:
Klik hier voor de afbeelding

Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster).
Klik hier voor de afbeelding

Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster).
Maten
Lengte Breedte Diepgang Holte Tonnage Hoogte mast
25 m 87 cm 5 m 03 cm 0 m 90 cm 2 m 02 cm
Brandmerken:
Gegevens van het kadasternummer (brandmerk) “5363 B GRON 1983”
Brandmerk Naam eigenaar (vlgns kadaster) Naam schip (vlgns kadaster) Bijzonderheden
5363 B GRON 1983 - - -
Motoren:
Merk Type Serienr. Bouwjaar Nieuw of gereviseerd? Jaar geplaatst Jaar afgedankt
Leyland liggende 6 c 600/1167 MK3 1955
Merk Type Serienr. Bouwjaar Nieuw of gereviseerd? Jaar geplaatst Jaar afgedankt
LEYLAND MK150 1955
Verhalen over dit schip:
GESCHIEDENIS VAN DE GRONINGER ZEETJALK "TWEE GEBROEDERS",
(ex "De Tijd zal 't Leeren", ex "Rival", ex "Onderneming", ex "Twee
Gebroeders").

1898 - 1912; familie H. Touwslager.
Op 4 Mei 1898 wordt een eigendomsverklaring opgesteld op naam van schipper
H(arm) Touwslager, gedomicilieerd te Groningen, waarin deze verklaart eigenaar
te zijn van het stalen tjalkschip "Twee Gebroeders", gemeten op 84.08 Bruto ton
en 81.68 netto ton. Expliciet wordt vermeld dat het schip 'niet op voet van
oorlog is uitgerust'. Noch het bouwjaar, noch de werf van aanbouw wordt
vermeld. Van de familie (een achterkleinzoon) heb ik later vernomen dat het
schip genoemd is naar de twee zonen van Touwslager, Harm en Auke. In een
schriftje bij de scheepsmetingsdienst in Groningen ben ik een aantekening
tegengekomen van een zeemeting no.1343. Tevens stond vermeld een aantekening
van een meting in het Register van Zeeschepen. Deze meting bedroeg 83,70 bruto
ton en netto 68,52 ton.
De eerste binnenvaartmeting heeft plaatsgevonden op 26 juli 1901 onder no. G
211 N. Dit nummer en de tonnage is uitgebeiteld op het boeisel. De afmetingen
van het schip bedragen, lengte 24,71 mtr en breedte 5,08 mtr, tonnage 153,208
ton. Daarnaast is het schip ingeschreven geweest in het Rijnschepenregister
(1910). Het schip en de schipper hadden vergunning om op de Rijn te varen tot
aan "Mannheim bis ins meer".
Op 19 augustus 1909 overlijdt de vrouw van Touwslager, J(anke) de Groot. De
erfgenamen besluiten enige tijd later tot een openbare verkoping van het schip.
Deze vindt op 24 maart 1910 plaats in het café van den heer Kruize aan de
Noorderhaven no. 14 te Groningen. Het schip wordt verkocht voor fl 5350,- aan
de heer Jan Holwerda, winkelier te Groningen. Deze handelde echter in naam van
Touwslager Sr. zelf. Op 1 april wordt de koop officieel bekrachtigd en wordt
het schip voor 100% eigendom van Touwslager Sr. In de acte die van deze
gebeurtenissen is opgesteld wordt tevens vermeld dat het schip gebouwd is in
Martenshoek.
Hoewel het schip qua afmetingen een typische Groninger Zeetjalk is, is er aldus
de familie waarschijnlijk niet buiten mee gevaren. In het schip ontbreken ook
de gebruikelijke versterkingen zoals b.v. keerspanten, stringers en dubbele
scheerbalken. Het schip, noch de schipper worden genoemd in de overzichten die
uit die tijd bekend zijn van de zeegaande tjalken, zoals Sweijs en Zeepost.

1912 - 1931; familie G. Kunst/Taekema
In 1912 verkoopt Touwslager Sr., op een leeftijd van 67 jaar, het schip aan
zijn knecht Geert Kunst voor een prijs van fl 6000,-. Touwslager verstrekt
samen met een oom van zijn gestorven vrouw, Andries de Groot, een hypotheek van
fl 4500,- aan Geert Kunst. Het schip wordt gebrandmerkt onder nummer 5385 Gron
1898. Geert Kunst wijzigt de naam van het schip in "Onderneming". Tot op
heden is eigenlijk niets bekend over deze periode van het schip. In 1928 wordt
het teboekgesteld als gevolg van een wettelijke verplichting uit 1925. Het
teboekstellingnummer is 939 B Gron 1928. Dit nummer wordt op 8 oktober 1928
'ingebrand' in de deklijst achter op de roef aan bakboordzijde. Bij de
teboekstelling wordt het schip omschreven als: 'zeilschip, hebbende 1 dek, 1
mast, 1 laadruim, vooronder en roef, zijnde zeilschip zonder mechanische
kracht, bestemd voor de rivieren, binnenvaart, thuisbehorende te Groningen'.
Geert Kunst is inmiddels overleden en het schip is eigendom geworden van zijn
weduwe, Wintje Taekema-Kunst en haar 3 kinderen, Cornelis, Geert en Jantina
(Tineke). Een vierde kind genaamd Martje is inmiddels al overleden. Met
Tineke, 75 jaar oud, heb ik in 1996 een gesprek gehad. Na de dood van Geert
Kunst heeft zijn vrouw nog een aantal jaren met een knecht Hendrik (?)
doorgevaren, met wie zij later getrouwd is en in Amsterdam in de Schipperstraat
is gaan wonen.

1931 - 1938; familie W. Jonkman
Op 28 februari 1931 wordt het schip in Amsterdam verkocht aan een zekere
W(illem) Kleine. Hoewel het schip op eigen naam gekocht is, is het voor
rekening van de vennootschap onder de naam 'Kleine en de Jong', kooplieden
gevestigd te Amsterdam. In de overdrachtsakte wordt officieel de meting van
153,208 ton vermeld, naast de eerder genoemde zeemeting van 84,08 ton. De
prijs die voor het schip betaald wordt bedraagt fl 1000,-.
Enkele maanden later, op 18 juli, wordt het schip doorverkocht aan Schipper
W(iebe) Jonkman uit Zwartsluis. Jonkman betaalt fl 1550,- voor het schip, zodat
geconcludeerd mag worden dat de vennootschap 'Kleine en de Jong' er niet
slechter van geworden is. Hij is er niet zelf mee gaan varen, maar heeft zijn
zoon Wiebe, dan ... jaar oud, op het schip laten varen. Jonkman Sr. voer
zelf op het schip de "Eben Haezer". Hoewel de "Onderneming" voor een tjalk
forse afmetingen had, wordt het in de familie het 'kleine' schip genoemd. De
dochter van Wiebe Jonkman jr., Janny, heb ik in 1996 gesproken. Zij vertelde
dat haar familie altijd turf vanuit Drenthe naar 's-Gravenhage gevaren heeft.
Aangenomen mag worden dat Wiebe Jonkman jr. met het schip ook turf gevaren
heeft. Gezien de afmetingen van het schip, was het goed mogelijk om in die
tijd tot achter in de veengebieden in Zuidoost Drenthe te komen zoals
Nieuw-Amsterdam en Klazienaveen. De afmetingen van de sluizen in het
Meppelerdiep en de (verlengde) Hoogeveense vaart waren 40 mtr lang en 6 mtr
breed. De maximum diepgang voor schepen bedroeg 1,50 mtr. Waarschijnlijk is
Wiebe Jonkman jr. de laatste schipper geweest die met het schip gezeild heeft
met vracht. De thuishaven van het schip is de Laakhaven in Den Haag, waar het
vaak aan de kant van de Slachthuiskade ligt. De Laakhaven is dan een vrij
nieuw industriegebied waar ook de overslag van turf plaatsvindt. Kort voordat
Wiebe Jonkman jr. zijn toekomstige vrouw aan zijn ouders wil voorstellen, komt
zijn vader op 28 Maart 1934 onverwachts te overlijden. In maart 1935 koopt
Wiebe Jonkman jr. het schip van zijn moeder, Jantje Dragt, en zijn 10 broers
en zussen voor een bedrag van 383,18. Van de 11 kinderen zijn er twee op dat
moment nog minderjarig.
In 1936 trouwt Jonkman jr. Zijn vrouw komt uit de stad en kan slecht wennen
aan het leven in de kleine ruimte aan boord en alle bijbehorende beperkingen.
In 1937 wordt hun eerste kind geboren, bovengenoemde dochter Janny. Om de
ruimte te vergroten maakt Jonkman zelf een afschotting in het ruim onder de
roef. In het boeisel aan beiden zijden worden een drietal ramen / venstergaten
en 1 patrijspoort aangebracht. Deze ruimte wordt gebruikt als .....? Dit had
uiteraard consequenties voor het tonnage van het schip en niet voor niets wordt
in de onderhandse koopakte vermeld dat kopers afstand doen van alle vorderingen
wegens over- en ondermaat. Voor de turfvaart was het tonnage van minder
belang, aangezien turf meer volume dan gewicht heeft. Om havengeld uit te
sparen is het niet ongebruikelijk om het schip dan opnieuw te laten meten op
een lager tonnage.
Jonkman jr. laat het schip in augustus 1935 meten door de scheepsmetingsdienst
van het district Rotterdam. In meetbrief no. R 9672 N wordt het maximum
laadvermogen vastgesteld op 122,699 ton. De onderkant van de laagst geplaatste
venstergat is het vlak waar de grootste diepgang is toegelaten. Op de
formulieren staat als naam van het schip "Onderneming" vermeld. In potlood
staat ernaast geschreven "De Tijd zal 't Leeren" en deze naam zal later ook in
de meetbrieven vermeld staan. Op de lijst van gereedschappen en
scheepsbenodigdheden, behorende tot de uitrusting van het schip staan al geen
zeilen en ankers meer vermeld. Aangenomen mag worden dat er niet meer met het
schip gevaren werd. Vanwege zijn vrouw is Jonkman jr. gestopt met varen en
koopman geworden. Het schip wordt waarschijnlijk als een soort overslagschip
gebruikt. Dit gebruik is echter maar van korte duur.

1938 - 1939; familie van der Vliet
In 1938 verkoopt Wiebe Jonkman jr. het schip aan M(arinus) I(zaak) van der
Vliet, koopman in aardappelen aan de Jonker Fransstraat 72 in Rotterdam voor
een onbekend bedrag. Deze zal waarschijnlijk het schip ook als overslagschip
gebruikt hebben, maar hiervan is niets bekend, noch waar het gelegen heeft.

1939 - 1942; NV. Exploitatie Mij "Gordam", B. Molenaar
In 1939 wordt het schip aangekocht door de N.V. scheepsexploitatiemaatschappij
"Gordam", directeur de heer B(astiaan) Molenaar, voor een bedrag van fl 1600,-.
De officiële acte hiervan wordt opgesteld op 11 september 1939. Er waren
namelijk problemen ontstaan doordat vanaf de verkoop aan Wiebe Jonkman er wel
feitelijke overdracht had plaatsgevonden, maar geen juridische. Dit moest
achteraf allemaal nog rechtgezet worden met officiële verklaringen van alle
partijen. Inmiddels had de heer Molenaar een ingrijpende verbouwing laten
uitvoeren aan het schip. In de eerste plaats was het verlengd tot een lengte
van 32,12 m. Mastdek, mastkoker en kistluik waren verwijderd en de luikenkap
was doorgetrokken tot voor aan het schip. Onder de roef was een motor
ingebouwd, een tweedehands 2 cilinder Kromhout semi Diesel motor no.5228 van
100 Pk, ten behoeve waarvan een zware fundatie en versterkingen van de spanten
in de machinekamer waren aangebracht. De motor kwam uit een vissersschip.
Voor het braadspil was een lier in de plaats gekomen, de helmstok van het roer
vervangen door een engels stuurwerk, het roer was vervangen, de zogenaamde
linnet verwijderd en de vensters in het boeisel weer dichtgemaakt. Ook was de
den verhoogd. Bijzonder detail is dat er in het vlak watertunnels naast de
achterscheg zijn aangebracht. Achtergrond hiervan zal zijn geweest dat bekend
was van tjalken dat het water slecht bij de schroef kon komen t.g.v. de 'volle
vormgeving' (dikke kont) van dit type schepen. De verbouwing is uitgevoerd bij
de werf van Jonker & Stans in Hendrik Ido Ambacht. Alle verbindingen waren
geklonken. Voor de financiering ervan heeft Molenaar een hypotheek op het
schip genomen ter grootte van fl 6500,-. Uiteraard moest het schip opnieuw
gemeten worden. In de nieuwe meetbrief, no. R 12170 N, werd de verplaatsing
van het schip, onder de nieuwe naam "Rival", vastgesteld op 207,127 m3. De
omschrijving van de teboekstelling werd gewijzigd in: 'Motorschip met 1
laadruim, gedekt met houten luiken, zonder mast en mastdek, motorkamer voor de
schippersroef'. Door deze verbouwing was een voor die tijd groot schip
ontstaan, waarmee goed geld verdiend kon worden. De economie trok na de
crisistijd begin dertiger jaren weer aan en de perspectieven waren hoopvol. Al
snel brak echter de tweede wereldoorlog uit. De onzekerheid van het beschoten
worden door engelse vliegtuigen leidde ertoe dat Molenaar het schip in 1942
verkocht en van de opbrengst een stuk grond kocht in de omgeving van
Bodegraven. In 1987 heb ik zijn vrouw gesproken die op dat moment in
Papendrecht woonde. Enkele maanden daarvoor was Molenaar overleden.

1942 - 1977; Gebroeders Rijks
Het schip werd gekocht door de broers B(oele) en K(ier) Rijks, beide schippers
uit Groningen, voor een bedrag van 13132,-. Terug naar het noorden van het
land dus. Op 27 februari 1942 wordt de officiële overdrachtsakte getekend.
Voor de aankoop sluiten zij een hypotheek af op het schip ter grootte van fl
12.500,-. E.e.a. gaat blijkbaar voorspoedig want op 20 december 1943 kan deze
hypotheek alweer volledig afgelost worden.
Op sinterklaasavond van het jaar 1943 komt G(eert) Boswijk als knecht aan boord
van het schip. Boswijk is getrouwd met een zus van de gebroeders Rijks. Hij
is volledig onbekend met de binnenvaart, maar op deze wijze kan hij ontkomen
aan de tewerkstelling in Duitsland. Zowel met de heer Boswijk als met de heer
B. Rijks heb ik in 1987 een gesprek gehad. De heer Boswijk heeft aanvankelijk
als knecht, maar vanaf 1946 als schipper samen met zijn vrouw op het schip
gevaren tot 1966. De eerste jaren is het schip gebruikt voor allerhande
ladingen door geheel Nederland en af en toe ook naar Belgie. In 1952 wordt het
schip opnieuw verbouwd, deze keer tot zand- en grindschip. Er wordt een
mastdek, mast en een zelflosinstallatie geplaatst en voor het hijsen wordt een
1 cilinder deutz dieselmotor van 10/12 Pk ge‹nstalleerd. In het ruim wordt een
schuin schot geplaatst. De houten roef wordt vervangen door een stalen en ook
wordt een stuurhut geplaatst zodat de schipper niet meer in weer en wind hoeft
te staan. De omschrijving van de teboekstelling wordt als volgt gewijzigd:
'Motorschip met motorkamer, een laadruim, een roef, een stuurhuis, een mast,
een dek, een los- en laadinstallatie met een 1 cylinder Deutz Dieselmotor van
10/12 Pk, voortbewogen door ......'
Aanvankelijk wordt grind gevaren vanuit Duitsland naar Groningen, waar de Gebr.
Rijks inmiddels een Zand- en grindhandel hebben. Later wordt het schelpenzand
halen in Delfzijl waar de firma een zuiger heeft liggen. Deze heeft slechts
een capaciteit van 100 m3 zodat de zuiger 2 keer naar buiten moet alvorens de
Rival geladen is. In 1966 gaat de vrouw van Boswijk aan de wal wonen. Er
wordt een nieuwe motor ingebouwd, een Daf 575 van 100 Pk. Nog een jaar wordt
verder gevaren met een knecht. Daarna wordt het schip nog slechts gebruikt als
overslagschip. Langzaam maar zeker ziet Boswijk, die een baan als
kraanmachinist gekregen heeft, het schip wegrotten. Het schip heeft daarna nog
enkele jaren aan de het eind van Oosterhamrikkade gelegen, op de hoek met het
Eemskanaal. De heer Rijks vertelde nog dat in die tijd het schip gekraakt is
geweest door een Surinaams gezin. Om dat te voorkomen heeft hij de roef in
brand gestoken, waarbij de betimmering volledig is uitgebrand. De heer Rijks
had verder geen herinneringen aan het schip, voor hem is het slechts een
werktuig geweest waarmee geld verdiend moest worden. Op aandrang van de
havendienst verkoopt Rijks in 1977 het schip aan een scheepshandelaar dhr.
Kuipers uit Onnen. In het kadaster wordt de teboekstelling onder no. 939 B
Gron 1928 definitief doorgehaald.

1977 - 1983; Ben Wortelboer
Die weet het schip echter te verkopen voor een bedrag van ? aan een Groningse
HTS-WTb student, Ben Wortelboer, die door zijn omgeving voor gek wordt
verklaard om die oude bak te kopen. Het schip is niet meer dan een lege
roestige bak waar vrijwel niets meer op of aan zit. De motor is uitgebouwd,
roef uitgebrand, etc. etc. Het schip komt in de Noorderhaven te liggen en Ben
begint met het verwijderen van al het afval wat in de loop van de jaren in het
ruim, waar de luikenkap van ontbreekt, terecht is gekomen. De roef wordt weer
bewoonbaar gemaakt en Ben gaat aan boord wonen. Enkele jaren daarna wordt het
schip naar Urk gesleept waar het op de werf van Metz weer ingekort zal worden.
Tijdens de afwezigheid van Ben, i.v.m. slijpsel in z'n ogen, wordt het schip
op de verkeerde lengte ingekort. I.p.v. 24,71 mtr zal het schip voortaan met
een lengte van 25,87 door het leven gaan. De wijze waarop de twee helften aan
elkaar worden gelast levert een lichte kattenrug op in het vlak van het schip.
Ben legt opnieuw een luikenkap op het schip en brengt weer een mastdek aan over
het voorschip. Tijdens zijn stage bij het gemeentelijk vervoersbedrijf weet
Ben een oude liggende Leyland busmotor op de kop te tikken. Deze wordt op de
proefstand volledig nagekeken en met proefstand en al in de machinekamer van
het schip los neergelegd. Voor het opknappen van zo'n schip is een combinatie
van tijd en geld nodig. Vooral het laatste laat bij Ben te wensen over en
begin 1983 plaatst hij in een advertentie in de Schuttevaer het schip te koop
aan.

1983 - heden; Joop Hylkema
Het schip wordt voor een bedrag van fl 32.500,- door mij aangekocht en op 29
juni wordt de overdrachtsakte getekend, onder voorwaarde dat het vlak en de
kimmen minimaal 4 mm dik zijn. Op de helling van Wemmers in Hendrik Ido
Ambacht blijkt in augustus het vlak op een aantal plaatsen nog te wensen over
te laten en wordt op kosten van de verkoper nog diverse reparaties uitgevoerd.
Later blijkt het vlak toch veel slechter te zijn en wordt uiteindelijk het
geheel vervangen. Op dat moment staat in de meetbrief als oudste naam van het
schip "De Tijd zal 't Leeren" vermeld en ik besluit om het schip opnieuw die
naam te geven.
Op 1 Oktober ben ik officieel aan boord gaan wonen. Hiervoor kreeg ik in
principe ligplaats in de Wolwevershaven in Dordrecht. De officiële vergunning
voor een ligplaats liet nog een jaar of 5 op zich wachten. In december 1983
heb ik het schip opnieuw laten meten. Dit was na de inkorting nog niet
gebeurd. De nieuwe afmetingen van het schip bedragen: lengte 25,87, breedte
5,03 mtr, holte 2,02 mtr en tonnage 128,695 ton.
De eerste jaren worden allerhande kleinere klussen aan het schip uitgevoerd.
Het engelse stuurwerk wordt vervangen, er komt een andere ankerlier op te
staan, er wordt een maststrijklier aangeschaft, in het vooronder wordt een
generator (5 kvA, 220V) geplaatst, er worden grote watertanks geplaatst met een
totale inhoud van 4500 lt., de ankerkettingbak wordt vervangen, etc. etc. Op
8 juni 1988 is het zover dat de eerder genoemde Leyland motor geheel is
ingebouwd en er succesvol, op kleine problemen met de koeling na, een
proefvaart kan worden gemaakt.
Kort daarna wordt naar de helling van Van Vliet in Hendrik Ido Ambacht gevaren.
Daar blijkt dat flinke delen van het vlak gedubbeld moeten worden. Ook moeten
er reparaties verricht worden aan de watertunnels naast de scheg in het
achterschip. Tijdens die reparaties raakt de betimmering van het achteronder
in brand. Een groot deel van het achteronder brandt uit en privébezittingen
gaan verloren. Dat is het moment geweest dat ik ernstig getwijfeld hebben om
wel of niet door te gaan met het schip. Het besluit is in het voordeel van het
schip uitgevallen, met dien verstande dat besloten is om dan wel vaart te gaan
zetten achter de verbouwing en dus grote delen van het werk door derden te gaan
laten doen. Daarbij is van achteren naar voren gewerkt. Begonnen werd met het
herstellen van ijzerwerk in het achteronder en aan het achterschip, zoals
reparaties aan de scheg, vervangen van de bolders en de koekoek op het
achteronder. De boeisels, die in de loop van de geschiedenis van het schip
verlaagd waren, waarschijnlijk omdat de bovenste rand onder het potdeksel eraf
gerot was, werden aan beide zijden weer in ere hersteld. Hierdoor kon ook de
storende knik, ontstaan t.g.v. de inkorting, eruit gehaald worden. Over het
ruim werden tussendekjes aangebracht en de den werd op de juiste hoogte
teruggebracht met een dubbelplaat aan de bovenzijde.
Februari 1989 werd op eigen kracht naar de helling in de Oude Haven in
Rotterdam gevaren, waar het vlak vanaf het machinekamerschot tot aan het
mastdekschot (een lengte van 12 mtr) volledig vervangen werd door een 8 mm dik
enkel vlak. Bij het slopen bleek op sommige plaatsen het vlak wel uit 4 of 5
lagen te bestaan. Ondertussen was een timmerman begonnen met het intimmeren
van het achteronder, gevolgd door de roef. In het voorjaar van 1990 wordt de
mastkoker en de wandputtingen etc. opnieuw aangebracht. Tevens wordt de vloer
in het ruim gelegd, nadat het vlak dik ingesmeerd is met vet en is uitgelijnd.
Het hout voor deze vloer komt van de zoldervloer van de timmerloods van de werf
van IHC Smit in Kinderdijk en is al zeker 150 jaar oud. Er kan met de
betimmering van de zijden van het ruim begonnen worden.
Met Hemelvaart 1990 ben ik, inmiddels samen met Eline van der Giessen, aan
boord gaan wonen, voorlopig nog in de roef, die ingericht is als woonkeuken, en
het achteronder. Voor het eerst gaan we gezamenlijk met een grote groep
schepen uit de Wolwevershaven een lang weekend naar de Biesbosch. Dit zal de
eerste van vele keren worden. In het najaar van dat jaar wordt de
keerkoppeling van de hoofdmotor vervangen en tegelijkertijd een CV-installatie
in de machinekamer ingebouwd. De oude watertank in de machinekamer wordt
verwijderd. In April 1991 gaan we opnieuw naar de helling in Rotterdam, deze
keer alleen 'knippen en scheren'. Aan de buitenkant raakt het schip langzaam
maar zeker weer in de verf.
In juli doet ons schip tijdens de renie van de landelijke vereniging van het
zeilend bedrijfsvaartuig welke dat jaar in Dordrecht wordt gehouden, mee in de
langste sleep ter wereld. Als een na laatste van 17 schepen hangen we achter
de stoomsleepboot Gebr. Bever.
De werkzaamheden in het ruim gaan door en met kerst is het zover dat we ook in
het ruim kunnen gaan wonen. De roef en het achteronder zijn inmiddels voorzien
van nieuwe teakhouten koekoeks en de roef heeft nieuwe deuren gekregen. In
1992 gebeurt er niet zoveel aan het schip. In Februari 1993 gaan we opnieuw
naar Rotterdam, o.a. voor een hellingbeurt. In Rotterdam worden de
voorbolders vervangen, nieuwe tussenboldertjes aangebracht. Ook wordt opnieuw
een kistluik op de juiste grootte in het voordek aangebracht, wordt de
generator vervangen door een 12,5 kvA 380V generator en wordt op de helling
eveneens het vlak van het voorste deel van het schip vervangen (ca. 8 mtr).
Inmiddels blijken we in verwachting te zijn van onze eerste kind, zodat er ook
een kinderkamer moet komen en een badkamer. Deze zijn gereed na de zomer en op
10 oktober wordt onze zoon Bouke geboren.
In 1994 worden de houten luiken vervangen. In april 1995 wordt op de helling
de kop uitgedeukt en worden de kabbellatten, t.b.v. de zwaarden, onder water
aangebracht. De zomer wordt gebruikt om het verfwerk weer eens goed bij te
werken en in het najaar wordt de laatste grote ijzerwerkklus uitgevoerd, n.l.
het vervangen van de berghouten aan het voorschip. Tijdens die klus blijkt dat
de voorscheg boven water beter ook volledig vervangen kan worden, wat gebeurd
is. Verder wordt de ankerlier voorzien van een elektromotor en wordt het
vooronder volledig ingericht als bergruimte, omdat ook het laatste stukje van
het ruim langzamerhand ingetimmerd moet gaan worden. De gehele elektrische
installatie aan boord ondergaat een grote revisie en wordt aangelegd zoals het
hoort.
In de zomer van 1996 wordt het voorste deel van het ruim ingetimmerd als
slaapkamer voor de kinderen.
Na de geboorte van onze tweede zoon, Fokke, in oktober 1996 besluiten we om het
schip z'n eerste naam terug te geven, n.l. "Twee Gebroeders".
In 1996 besluiten we definitief dat we het schip toch onder zeil willen gaan
brengen. De bedoeling is om het schip in 1998, ter gelegenheid van het
100-jarig bestaan weer onder zeil te hebben en in ieder geval op de renie in
Gorinchem met de mast omhoog aanwezig te zijn.
In het najaar van 1996 kunnen we via via de zwaarden van de Jacob van Berlijn
overnemen. Deze zijn weliswaar al ca. 17 jaar oud maar het hout (merbau) is nog in
redelijke staat. In de zomer van 1997 worden de zwaarden aan een grote
onderhoudsbeurt onderworpen en wordt al het ijzerwerk ervan vervangen. In het
najaar en de winter van 1997 vinden veel activiteiten plaats. De
maststrijklier wordt volledig overhaald, d.w.z. nieuwe assen, lagers en extra
rembanden, en tevens wordt er een elektromotor aangebouwd. Bij de fa. Rek en
Horsman wordt een nieuwe 4-rols zeillier gemaakt.
Op een advertentie waarin ik vraag naar een volledig tweedehands tuig wordt
gereageerd door de schipper van de chartertjalk Anna Cornelia. Nadat dit schip
gezonken is geweest is het volledig tuig gewijzigd en ligt het oude tuig te
koop. Dat wil zeggen mast, giek, gaffel, kluiverboom, grootzeil, fok, kluiver
en verstagingen. Weliswaar is het tuig eigenlijk te klein, maar om mee te
beginnen kan het er best mee door. Helaas blijkt de mast toch in het midden
een hele slechte plek te hebben, zodat deze in 2 stukken gezaagd wordt.
Derhalve op zoek naar een nieuwe mast, waar ik uiteindelijk weer via via bij
Dekker in Monnickendam aan gekomen ben. Na het transport naar Rotterdam wordt
de boom tot mast gemaakt. Het mastbeslag blijkt dan niet meer te passen, zodat
dit ook volledig nieuw gemaakt moet worden.
Tijdens de hellingbeurt in april 1998, wederom in de oude haven in Rotterdam,
wordt het roer gefatsoeneerd en langer gemaakt. Dit wil zeggen dat het stalen
roer ca. 10 cm boven de waterlijn wordt dichtgemaakt en dat boven de waterlijn
van banquirai een opbouw wordt gemaakt.
Inmiddels zijn er nieuwe bokkepoten gemaakt van oregon, is er een nieuwe
overloop aangebracht, blokken gemaakt en gekocht, zeillier op zþn plek
gemonteerd, etc. etc. Op het achterdek zijn een tweetal tweedehands
zwaardlieren geplaatst. De mast gaat uiteindelijk op 26 juni 1998 voor de
eerste keer overeind om de staaldraden in te meten. De vrijdagmiddag voor de
renie zijn ook alle staaldraden aanwezig en aangebracht en na aankomst op de
renie in Gorinchem gaat allereerst de mast omhoog. De volgende dag wordt voor
de vorm zelfs de fok gehesen. Op zaterdag 22 augustus, tijdens onze vakantie,
wordt van Hellevoetsluis naar Middelharnis op de fok gezeild. Na 60 - 65 jaar
wordt weer met het schip gezeild.

Tot slot:
Nog steeds is niet bekend op welke werf en wanneer het schip gebouwd is. Het
schip heeft een sterke gelijkenis met een tweetal schepen die op de werf van J.
& W. Boerma in Martenshoek gebouwd zijn, namelijk de "Eems" van W. Mendelts en
de "Spea Mea", voorheen van de heer Krook. In latere stukken staat als
bouwjaar vermeld 1898. Ik vermoed dat hiermee verwezen wordt naar de
eigendomsverklaring uit 1898. Dat stuk geeft echter niet aan dat het schip ook
in dat jaar en op naam van H. Touwslager gebouwd is. Mocht iemand hierover nog
iets weten dan ben ik bijzonder ge‹nteresseerd.
Joop Hylkema, eigenaar van "Twee Gebroeders", september 1998.
Bijzonderheden
<< zwaarden van Merbau (1980) >>