NIEUWE ZORG DOET DAGERAAD GLOREN Tot tweemaal toe gaf Han Visser een duidelijke hint om ons -bezitters van een prachtig authentieke hasselter aak- aan het schrijven te krijgen. In Bokkepoot nr. 128 schreef hij: Gerestaureerd, ... en dan ..." en plaatste daar een foto bij van het schip zoals we het, onbewoond en enigszins verwaarloosd, in het Westerdok in Amsterdam voor het eerst zagen. Ongeveer een jaar later, in nr. 133, opnieuw een foto. Deze keer genomen op de Koning Williamwerf, toen we serieuze en spannende gedachten hadden over de aankoop, uiteraard op hellingvoorwaarden. De tekst onder deze foto: "Hoe werf ik een nieuw lid! Je helpt iemand aan een schip [..]". In ons geval is het ook werkelijk zo gegaan. Op een goeie dag in oktober 1996, geeft Han Visser de tip om eens te gaan kijken "bij een mooi scheepje, met de naam Nieuwe Zorg". Wat we zien als we over een tegen de wal liggende woonboot geklauterd zijn: Een hasselter aak van achttien en een halve meter lang en dik vier meter breed. Eenvoudig, mooi gelijnd en als een blaadje hoog op het water liggend. Geen roef. De enkele centimeters verhoging van het achterdek doen ons twijfelen tussen type dekscheepje of paviljoenaakje. Losse verfbladders, droge zwaardliertjes, hier en daar wat lichte roest en zwart uitgeslagen houten delen, wijzen op behoorlijk wat achterstallig onderhoud. Bij nadere inspectie is de conclusie toch dat het schip in goede conditie is en dat het zeker de moeite waard is om het in ere te herstellen. Veel details laten zien hoe het zeilplan was; de plaats van het mastdek, puttingen, zwaardophanging, hartvormige bakstagputtingen enzovoorts. De bijzonder goed gelijnde, v-vormige kont (een kenmerk van werf Appelo in Zwartsluis) doet vermoeden dat het een snelle zeiler was. In gedachten hijsen we de zeilen al... Bij een tweede bezoek, wanneer we met de eigenaar naar binnen gaan, groeit het enthousiasme bij het zien van het achteronder anno begin deze eeuw. De enige verandering die het ooit ondergaan heeft, is het wegwerken van het kraalschroten plafonnetje door hardboardplaten. Alle paneeldeurtjes hebben hun eigen maat en ronde vorm en lopen perfect mee met de ronding van het achterschip. De okergele en bruine lijnolieverf vertoont nogal wat craquelé, maar is verder nauwelijks door de tijd aangetast. Het lijkt wel een museum. En dan te bedenken dat tot voor kort hier nog volledig geleefd werd! We kijken, bekloppen, tillen planken op, zetten dingen opzij en gaan in de weer met de duimstok. De den is met vijftien centimeter verhoogd. Dat is het enige niet-originele, maar tevens een welkome verandering want daardoor biedt het stahoogte aan ons, lange mensen van een nieuwe generatie. In het vooronder staan potten verf, olie, teer en kwasten. Er liggen enkele gereedschappen, maar ook essentiele onderdelen als staanders voor een zonnetent, inclusief een katoenen kleed, compleet met hennep-lijntjes voor het vastzetten. Tevens al het ijzerwerk voor het bevestigen van de zetboorden. Een onbekend ijzeren voorwerp identificeren we later als een speciaal gevormde borg voor de ophanging van het zwaard. Als ook nog blijkt dat roer, zwaarden en rondhouten reeds opnieuw gemaakt zijn en elders opgeslagen liggen, dan kunnen we niet anders dan overgaan tot onderhandelen over de aankoop. De Nieuwe Zorg gaat daarom de werf op. Alles blijkt goed. Ondanks dat we nog niet veel meer kunnen doen dan met teerkwasten en -rollers rondzwaaien, gaat het toch al voelen als "ons schip". Hoe langer we naar dit eenvoudige scheepje kijken, hoe meer het een juweel wordt. Het enige obstakel vormt de naam Nieuwe Zorg. Op een of andere manier wil dat niet passen. Wellicht omdat een nieuwe zorg juist het laatste is dat we willen. Hoewel duidelijk is dat het hard werken geblazen wordt, willen we dat zo relaxed en leuk mogelijk houden. Dat stelt ons voor de opgave om een nieuwe naam te bedenken. Een naam waar we het met zijn drieen over eens moeten worden en die moet voldoen aan de eisen: ouderwets, Hollands en bij voorkeur met een onbekende belofte of wens in petto. Het begrip DAGERAAD heeft dat allemaal in zich. Half januari 1997 wordt de koop definitief gesloten. Zowel bij de notaris als in het kadaster wordt de naam DAGERAAD te boek gesteld. Van dan af laat het ons niet meer los. Want er valt een hoop te bedenken, onderzoeken en daadwerkelijk met de handen te wapperen. Daarbovenop en tegelijkertijd ook nog zorgen dat daar het benodigde geld voor beschikbaar is. Voorwaar geen kleinigheidje. Wat dit aangaat is het misschien aardig te vermelden welke vorm we daarvoor hebben gevonden. De 'we' in dit verhaal zijn drie personen: Aart, Ciel en Gerben. Aart en Ciel zijn de eigenaars, zoon Gerben bewoont het schip en werkt mee aan de restauratie. Juist in de periode dat dit schip op onze weg kwam, zou hij vanwege zijn studie uit huis gaan. Het feit dat hij op de DAGERAAD in de Oude Haven in Rotterdam kon gaan wonen, was doorslaggevend voor de aankoop. Als de restauratie "straks" een feit is, willen we ligplaats kiezen in onze woonplaats; dat betekent een originele hasselter aak in de stad Hasselt! Nu, winter 1998, twee jaar na die eerste aanblik, vinden we eindelijk tijd om er een en ander over te schrijven. Hoe we besloten deze aak te kopen, er op wonen, mee varen en langzaam aan weer restaureren. Nu we alle spanten en ongeveer iedere klinknagel kennen, de eerste vaartochten achter de rug en een tuigplan in gedachten hebben, gaat het schip voor ons steeds meer leven. We hebben een fotoboek aangelegd waarmee we de herinnering aan de zwammen, schimmels en roest van de eerste maanden af en toe ophalen. Aangevuld met de werklijstjes, begrotingen, allerhande tekeningen en aantekeningen die ondertussen verwerkt zijn, laat het zien hoe immens veel werk er al verzet is. Dat helpt om de tijd te overbruggen die nog te gaan is voordat we de zeilen kunnen hijsen. Veel verhalen over het restaureren van schepen zijn er reeds geschreven. Allemaal gaan ze over de zoektocht naar de oorsprong van een schip, het leven en werken aan boord in de tijd dat men er brood mee op de plank moest varen. Over de tijd dat zeilende schepen economisch niet meer rendabel waren en ze verlaten werden, eventueel nog een bestemming kregen als woonschip of in het ergste geval op een sloop hun einde vonden. En over de aandacht en liefde waarmee sommige gekken een van die schepen weer in oorspronkelijke staat terugbrengen. Wat de DAGERAAD tussen al die verhalen bijzonder maakt, ligt voomamelijk in het feit dat dit schip slechts in geringe mate met zijn tijd is meegegaan en pas in 1997 in nog redelijk originele staat te koop kwam.
Volgens de meetbrief in 1905 gebouwd op werf Appelo te Zwartsluis als aakschip, staal met dek. Laadvermogen "drie en zestig kubieke meter en zeshonderd vijftien kubieke decimeter". In 1951 zijn de zeilen eraf gehaald, het mastdek ging eruit en de den werd verhoogd. Een Leeuwense vlet met een A-Ford ging als opduwer fungeren. Voor de rest bleef alles precies zoals het altijd geweest was. Rond 1966 nam zoon Meie Tjeerdsz, die na de dood van zijn ouders schipper-eigenaar was, een baan aan de wal. Hij bleef aan boord wonen en heeft later een eenvoudige woonruimte in het ruim laten maken. Degene die dit timmerwerk uitvoerde, deed dit in ruil voor de opduwer. Zodoende is het schip sindsdien niet meer van haar plaatsje aan het Westerdok weggeweest. Veel liefhebbers met oog voor mooie schepen probeerden Meie Tjeerdsz aan te spreken in de hoop hem te overhalen de Nieuwe Zorg te verkopen. Maar dat was absoluut niet aan de orde. Hij leefde er zijn leven, ook na zijn pensionering, en dat was goed. In 1992 stierf hij. De familie was overtuigd dat dit waardevolle bezit in de familie moest blijven. Er werden plannen gemaakt voor de restauratie. Als eerste stond het houtwerk op de lijst, want dat was ook het eerste dat zichtbaar ontbrak en direct afbreuk deed aan het beeld dat de Nieuwe Zorg ooit had vertoond. Een van de zwaarden was in de buurt van het schip onder water verdwenen. Dat werd opgevist en samen met het verrotte eikenhouten roer naar Urk gebracht, waar voormalig botterbouwer Flux alles exact namaakte en van het oude beslag voorzag. Een zus van Meie Tjeerdsz gaf aanwijzingen voor de maten van mast, giek en bokkepoten. Zij ging daartoe op het schip staan en kon zich weer voor de geest halen dat bijvoorbeeld de mast, als die gestreken was, tot precies over de kont reikte. Dus maakte Flux een lariks mast met een lengte van 14 meter. Uiteindelijk waren het tijdgebrek en ligplaatsperikelen de redenen om het verkopen van de Nieuwe Zorg te overwegen.
Dit jaar kwamen we in contact met een van de drie aan boord opgegroeide dochters. Zij bleek erg aan het schip verknocht te zijn en keek met plezier terug op haar leven aan boord. Toen ze in 1941 trouwde, ging ze van boord om met haar man op een eigen schip te gaan varen. Haar eerste kind werd evenwel op de Nieuwe Zorg geboren. Daarna werd het een plek waar ze haar ouders, en later haar broer is blijven bezoeken. Zodoende is ieder detail en elke verandering haar bekend. Samen bekijken we de foto's die wij afgelopen jaren maakten. Het valt haar op dat de houten schoorsteen ontbreekt en dat het watervat weer op de oorspronkelijke plaats staat. Ook de plaats van het mastdek kan haar goedkeuring dragen. De kleur -helder blauw met wit- is echter wennen. Ze probeert te omschrijven welke groene kleur het boeisel indertijd had, maar geen enkel voorwerp in de omgeving kan daarbij helpen. (Een week later stuurt ze een stukje uit een tijdschrift dat de juiste kleur heeft). Als de familiefoto's 'van toen' te voorschijn gehaald worden, komen met die foto's de herinneringen weer boven. Hoe ze met 4 wildebrassen van kinderen op dat kleine schip leefden. In de zomer werden de petroleumstellen op de luiken gezet om buiten te koken. Als het ruim leeg was aten ze daar. In de winter zat de hele familie in het achteronder waar op het kolenfornuis zowel de was als het eten werd heet gestookt. Vastgevroren liggen betekende pret, door het noodgedwongen op de plaats blijven ging je een langere periode naar dezelfde school en kon je vriendjes en vriendinnetjes maken.
En uiteraard komt het beeld weer naar voor van kinderen die bij windstil weer in het trekzeel het schip in gang moeten houden. Ook wist ze te vertellen dat haar vader het schip onder een andere naam, n.l. Eben Haezer had gekocht van de eerste eigenaar en bij die aankoop de naam had veranderd. Het vaargebied was Groningen, Friesland, Overijssel. De lading kon van alles zijn; soms bieten, lange tijd teerslakken (toen de asfaltwegen aangelegd werden) en ook een periode kali. Zoekend naar meer gegevens vond Gerben in het archief de afmetingen van een voormalige sluis in Genemuiden, die komen exact overeen met de maten van het schip. Toeval of berekening? |
|