't Kofschip

Details over het schip 't Kofschip, BHS nummer 14516


Algemene gegevens
BHS-nummer Scheepsnaam Type schip Gebouwd van Bouwjaar Werf Plaats van de werf
14516 't Kofschip Langedijker kof ijzer in 1893 Gebroeders Boot Leiderdorp
Gebied en vracht
Oorspronkelijk vaargebied Oorspronkelijk soort vracht Huidige ligplaats
Van Langedijk tot Rotterdam. Tijdens de Anjovisvangst vanuit Kolhorn op de Zuiderzee (Wieringermeer). Later als werkschip op randmeren. Groente transport in combinatie met Ansjo visserij, later als drinkwater en werkschip bij inpolderingen Noord-Holland noord (incl Westfriesland)
Korte geschiedenis van dit schip
1893 gebouwd als zeilende Langedijker-kof "Niets zonder Gods zegen"
1904 omgebouwd tot motorkof, 10pk Rennes met hulp/steunzeil. Den en stuurkuil aangepast voor bewoning, vracht en visserij. Meetbrief Ar88N: 21,5 ton
1915 verkocht aan C. Bood Jzn. Nieuwe naam: ‘Drie Gezusters’
1922 verlenging met 5 meter. Meetbrief Ar577N: 33 ton
1923 roefje op voordek gebouwd
1930 ingezet als waterboot bij Zuiderzeewerken
1946 / 1947 Urk van drinkwater voorzien
Rond 1950 als werkschip op de randmeren
van ongeveer 1960 tot 1990 als werkplaats/schuur naast de woonboot van de eigenaar
1995 ingekort tot oorspronkelijke lengte
1999 restauratie naar scheepsbeeld van 1904
2000 herdoop `t Kofschip
Register Varend Erfgoed Nederland Nr.1752
Illustraties:
Klik hier voor de afbeelding `t Kofschip in zijn element
Gemaakt op/in: 28 augustus 2007
Creative Commons Licentie

Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster).
Klik hier voor de afbeelding Langedijker schepen in de Ansjovis periode te Kolhorn
Gemaakt op/in: rond 1930
Foto: Niestadt.
Creative Commons Licentie

Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster).
Klik hier voor de afbeelding Roefje op het voordek zichtbaar
t Kofschip tijdens werk aan de haven van Elburg
Gemaakt op/in: rond 1950
Creative Commons Licentie

Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster).
Klik hier voor de afbeelding De familie Bood tijdens visserij.
Creative Commons Licentie

Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster).
Klik hier voor de afbeelding De waterboot in Urk
Gemaakt op/in: 1946-47
Creative Commons Licentie

Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster).
Klik hier voor de afbeelding Langedijker-kof bij kaasmarkt te Alkmaar
Foto: door mij gescand uit fotoboek C. van Schoorl.
Creative Commons Licentie

Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster).
Klik hier voor de afbeelding Tjalk afgebeeld in oud gemeente wapen
Creative Commons Licentie

Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster).
Klik hier voor de afbeelding De oude haven van Broek op Langedijk
Creative Commons Licentie

Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster).
Klik hier voor de afbeelding Ensemble van schuitjes schepen en werf in historisch landschap
3456 x 2304 px
Gemaakt op/in: oktober 2014
Copyright © N. Vader..


Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster).
Klik hier voor de afbeelding het authentieke eilandenrijk met rechts uit het midden de museumhelling
Gemaakt op/in: 13 september 2014
Creative Commons Licentie

Klik op de thumbnail voor een grotere illustratie (opent in een nieuw venster).
Maten
Lengte Breedte Diepgang Holte Tonnage Hoogte mast
13 m 00 cm 3 m 00 cm 0 m 85 cm 1 m 45 cm 13,000 ton
Brandmerken:
Gegevens van het kadasternummer (brandmerk) “AR88N/AR577N”
Brandmerk Naam eigenaar (vlgns kadaster) Naam schip (vlgns kadaster) Bijzonderheden
AR88N/AR577N Geanonimiseerd. Alleen zichtbaar voor LVBHB-leden. Niets zonder Gods zegen/Drie Gezusters -
Gegevens van het kadasternummer (brandmerk) “AR88N/AR577N”
Brandmerk Naam eigenaar (vlgns kadaster) Naam schip (vlgns kadaster) Bijzonderheden
AR88N/AR577N Geanonimiseerd. Alleen zichtbaar voor LVBHB-leden. Niets zonder Gods zegen/Drie Gezusters -
Motoren:
Merk Type Serienr. Bouwjaar Nieuw of gereviseerd? Jaar geplaatst Jaar afgedankt
Mitsubishi (Samofa) Overig
Merk Type Serienr. Bouwjaar Nieuw of gereviseerd? Jaar geplaatst Jaar afgedankt
Rennes Nieuw 1904
Merk Type Serienr. Bouwjaar Nieuw of gereviseerd? Jaar geplaatst Jaar afgedankt
Petter mcLaren 1946 Overig 1999 2012
Verhalen over dit schip:
levensloop van `t Kofschip
Gerestaureerde Langedijker Koftjalk terug in Broek op Langedijk In 1893 werd te Leiderdorp het aanneemcontract getekend voor de bouw van een Langedijker Zeilkof. De nieuwe kof krijgt het ijkmerk AR 577 N en wordt gedoopt als Niets zonder Gods zegen. Bijna negentig jaar later, in 1980, ligt het vermoeide scheepje als bergplaats langszij een woonboot in Zwartsluis. De toevallig passerende Langedijker schipper Cor van Schoorl vaart langs en ziet in de lijn van het schip iets bekends. Hij gaat langszij en speurt naar het ijknummer. Dat nummer begint met AR, dat staat voor Alkmaar. De eigenaar van het scheepje komt uit de woonboot naar buiten en de twee oud schippers beginnen een geanimeerd gesprek. Cor van Schoorl die mede auteur is van het boek Adieu Schipper biedt aan om de geschiedenis van het schip na te trekken. Nog weer twintig jaar later heeft dit gesprek een belangrijk vervolg. De zoon van de dan inmiddels overleden eigenaar belt met Cor van Schoorl of hij wellicht iemand weet die het schip wil restaureren. Het aanneemcontract voor de koftjalk "Niets zonder Gods zegen” Op 16 januari 1893 werd in Leiderdorp op de werf van de Gebroeders Boot het contract getekend voor de bouw van ‘eene nieuwe ijzeren Langendijker, goed en solide afgewerkt volgens nader overteleggen teekening’. Het in een fraai handschrift geschreven contract noemt als leveringsdatum ‘Meij of Juni’ en als aanneemsom het bedrag van tweeduizendenvijftig gulden. De betaling van dit bedrag is nauwkeurig gespecificeerd: ‘bij het teekenen van het contract de somma van één honderd gulden, bij de levering van den schuit de somma van vierhonderd gulden, en de resteerdende gelden in jaarlijksche aflosfing groot honderdvijftig gulden plus de rente ad 5%.’ Het contract is getekend door de aanbesteder, Martinus Bruin uit Harenkarspel Noord Holland. Ongetwijfeld hebben de heren na ondertekening van het aanbestedingscontract een jonge klare gedronken in het kantoor van de werf. Wellicht hebben de gebroeders Boot zich afgevraagd waarom een Noord Hollandse tuinder met de klei nog onder zijn nagels een koftjalk liet bouwen. Waarom laat een tuinder een tjalk bouwen Martinus Bruin was een jonge slimme tuinder met ambitie. Hij zag dat de groentehandelaren uit Alkmaar de groenten en aardappels die ze van de tuinders kochten met veel winst doorverkochten in de steden. De Langedijker veiling was sinds 1887, dus pas zes jaar voor de aanbesteding van de tjalk, begonnen met het veilen van de groente bij afslag. Dit systeem van veilen zorgde voor een eerlijke prijs van de groente, maar voor Martinus Bruin was dat nog niet genoeg. Hij wilde de winst van de handelaren zelf in zijn zak kunnen steken. Zoals wel vaker het geval is zat er een vrouw achter het succes van Martinus. Hij kreeg verkering met Maria Arends, de dochter van een schipper uit Zuid-Scharwoude. Vader Arends voer met een damschuit. Martinus en Maria hebben ongetwijfeld lang gesproken over hun toekomstplannen waaraan vader Arends ook zijn steentje zal hebben bijgedragen. Het idee was om de verbouwde groente zelf naar de steden te vervoeren zodat ze rechtstreeks aan de afnemers kon worden verkocht. De aanschaf van een schuit om de groente mee te vervoeren was natuurlijk een forse investering, dus de beslissing zal niet licht zijn genomen. Uiteindelijk wordt de opdracht verstrekt en in de zomer van 1893 kan de vaart beginnen. Het bestek van de tjalk De Langedijkerkof is een typisch streekgebonden tjalk, helemaal op maat gemaakt voor de sluizen in Noord Holland. Het belangrijkste knelpunt in de route waarop dit schip heeft gevaren was de sluis in Alkmaar. De maatvoering van de kof is afgestemd op deze sluis. Lengte 13 meter en maximaal 3.15 meter breed. De hoogte werd bepaald door de typische Langedijker kippenbruggetjes met een doorvaarthoogte van 1.85 meter. Het schip is gebouwd als zeilkof. In het bestek staat de maatvoering omschreven als ‘waterlengte behalve roer drieënveertig voet, waterbreedte behalve de zwaarden tienenhalve voet.’ De huid van de tjalk wordt gemaakt van platen van 3/16 duim, de kimmen van ¼ duim deze ‘goed pasfend op elkander waterdicht aan elkander na een goede strooking geklonken.’ De spanten worden op een onderlinge afstand van 15 duim geplaatst, echter ‘ in den voorboeg in verdubbeling.’ De gangboorden worden gemaakt van geruit ijzeren plaat dikte 3/16 duim. De betimmering van de roef en het vooronder geschiedt ‘naar genoegen der schipper van 1e soort vurenhout.’ Het verfwerk aan het schip is simpel, het wordt van buiten in de koolteer gezet, het hout wordt gevernist en roef en vooronder worden geverfd ‘in der kleur naar verkiezing des schippers.’ Met groente naar Rotterdam Martinus Bruin voer met de koftjalk onder andere op Rotterdam. Zijn tjalk werd tjokvol geladen met allerlei verschillende producten die onderweg werden verkocht. De belading van de tjalk moest met overleg en zorgvuldig worden gedaan. Alle groente moest onderweg bereikbaar zijn voor de kleinere klantjes, je kon dus niet zomaar alles op elkaar stapelen. Martinus nam niet alleen zijn eigen groente mee, ook andere tuinders gaven hun groente en aardappels aan hem mee. In het voorjaar werden de bewaarpiepers voorin geladen en de kool achter in het ruim. De kool en de aardappels werden van elkaar gescheiden gehouden door middel van rietmatten. Op de kool kwamen weer matten waarop de kwetsbare uien lagen. De uien waren gedurende de winter zorgvuldig bewaard en brachten het meeste geld op. Wel waren ze zeer gevoelig voor vocht en beschadiging dus kwam over de luiken een extra uienkleed om te zorgen voor een droge overtocht zonder schimmel. Liggend aan de Rottekade te Rotterdam schrijft Martinus Bruin op 18 maart een brief aan zijn vrouw. Helaas vermeldt de brief geen jaartal. In de brief schrijft Martinus dat hij woensdag in Delft voor 70 gulden gelost heeft en vandaag in Rotterdam voor 30 gulden. Aan de gele kool zal hij niet veel verdienen, want die is te slecht, waarschijnlijk is de kool al enigszins aan het rotten. Met de handelaar die vandaag langs kwam werden geen zaken gedaan: ‘ik kon het met hem niet rooijen het speet me wel maar ik hoop nog dat hij weer terug komt.’ De handel in de grote steden was in het voorjaar lucratief. De kuilaardappelen, kolen en uien waren na de winter zeer welkom. Uit Langedijk werd natuurlijk ook volop zuurkool meegenomen in houten vaatjes op het voordek. Ansjovis en haring op de Zuiderzee In het voorjaar van eind april tot juli als de bewaarhandel was afgelopen en de verse groente nog op het land stond, werd de tjalk ingezet voor de visvangst. Vanuit het Noord Hollandse plaatsje Kolhorn werd gevist op de Zuiderzee. Daar was met de vangst van Ansjovis veel geld te verdienen. Tot aan de afsluiting van de Zuiderzee zou de tjalk vanuit Kolhorn op de ansjovis blijven varen. Na de afsluitdijk verdween de ansjovis waardoor een lucratieve bijverdienste verviel. Van zeil op motor Het vaarwater in Noord Holland is slecht zeilwater. Het bestaat vooral uit vaarten, ringvaarten en smalle kanalen met veel bruggen en luwtes. Het is daarom niet verwonderlijk dat al in 1904 besloten wordt om de zeiltjalk om te bouwen tot motorkof. De motor, een 10 pk Rennes, werd ingebouwd waarbij ook de stuurkuil werd veranderd en het vooronder vergroot. De motor woog ruim 2500 kilo, waardoor de kont van de tjalk veel dieper in het water kwam te liggen. Ter compensatie van het verloren laadvermogen werd daarom de den verhoogd. Ook werd een laadtuig aangebracht. In dat laadtuig kon een smakzeil worden gevoerd, dat is een zeil dat lijkt op een sprietzeil, waarbij de giek de tophoek van het zeil uithoudt en de schoothoek los wordt gevaren. Dit zeil werd als hulpzeil en als slingerzeil gebruikt. Vooral op de Zuiderzee was een slingerzeil geen overbodige luxe. De hele klus werd in Alkmaar geklaard door de firma Stoel. De motor kostte 2150 gulden, de aanpassingen aan het schip, de verhoogde den, de motorfundatie en het plaatsen van de motor kwam al met al op 453,82 gulden. De tjalk voer nog tot 1915 voor Martinus Bruin. Na 22 jaar verkoopt Bruin zijn scheepje aan Cornelis Bood uit Zuid Scharwoude. De drie gezusters Cornelis Bood Janz werd geboren te Kolhorn. Wie weet hoe vaak hij daar in de haven naar het tjalkje Niets zonder Gods zegen heeft staan kijken als het beladen met kisten ansjovis terugkeerde van de Zuiderzee. Hij was schipper van beroep en getrouwd met Geertje Noordwest. In 1914 voer Cornelis bij Hart.Co, maar hij droomde van een eigen scheepje. De koopacte uit 1915 (zegelrecht met opcenten 25 cent) getuigt van de transactie die plaatshad tussen Martinus de Bruin ‘motorschipper en landbouwer’ en Cornelis Bood ‘schipper’. Het tjalkje Niets zonder Gods zegen ging op 1 oktober 1915 over in de handen van Cornelis Bood voor de som van 2250 gulden. Cornelis en Greetje hadden drie dochters en een zoon. De nieuwe naam voor het scheepje was snel verzonnen: de drie gezusters. Bood vervoerde groenten en aardappels naar de grote steden. Net als zijn voorganger voer hij ook op de ansjovis vanuit Kolhorn. Van 1915 tot 1923 voer Cornelis Janz van Langedijk op Rotterdam samen met zijn zoon Cornelis klaasz. Het schip verlengt In 1922 liet Cornelis het schip met vijf meter verlengen waardoor het laadvermogen op 33 ton kwam. In de meetbrief valt te lezen dat het verlengde scheepje op 22 juni 1922 door Scheepswerf de Volharding werd afgeleverd. Cornelis heeft de verbouwing niet voor zichzelf laten doen, maar voor zijn zoon Klaas. Die had inmiddels zijn vrouw Eefje leren kennen en in 1923 zijn ze getrouwd. Dat zelfde jaar nam hij de drie gezusters van zijn vader over. Hij veranderde de naam van het schip in Cornelis. Klaas ging met zijn vrouw op het scheepje wonen. Daarom liet hij in 1925 een roefje op het voorschip bouwen. Ook Klaas vervoerde aardappelen en groente naar Rotterdam en hij viste ook op de ansjovis. In 1926 verhuisde Klaas vanuit Oudkarspel naar Friesland. Zijn dochter mevrouw Atsma-Bood, schrijft in een brief van 9 december 2001: ‘Wij woonden in Friesland in een huis. Ieder jaar achter in april werd het huisraad in het ruim van de tjalk geladen en gingen wij naar Kolhorn naar de ansjovisvangst dat duurde tot juli en die tijd woonden wij in het ruim.’ In Friesland was ook een markt voor de Noord Hollandse groente. Mevrouw Atsma-Bood schrijft daarover: ‘De kool werd per spoor en de veerdienst Enkhuizen-Stavoren naar Friesland vervoerd en daar in de tjalk geladen. Met de tjalk werden de markten in Friesland bezocht waar de kool werd verhandeld.’ In 1930 is schipper Bood ingeschakeld bij de aanleg van de Wieringermeerpolder. Vanuit Kolhorn werd de tjalk gebruikt als drinkwater en proviandschip. Hiertoe werd het ruim voorzien van een cementlaag zodat het als watertank bruikbaar was. De dorstige polderarbeiders en slootgravers werden op het werk voorzien van drinkwater uit de tjalk. Ook na de tweede wereldoorlog heeft het scheepje dienst gedaan als waterschip bij de aanleg van de Noord-Oost Polder. Klaas Bood verhuisde naar Zwartsluis vanwaar hij met het schip voer voor de Dienst Zuiderzeewerken. In de jaren 1946 en 1947 voorzag de tjalk Urk van drinkwater, als tijdens droge zomers het water dat in de putten op het eiland Urk uitgeput raakte voer men naar het eind van de IJssel ter hoogte van Kampen om daar zoet water te laden voor de eilandbewoners. Rond 1950 werd het schip gebruikt als werkschip en drijvende werkplaats op de Randmeren en het Ketelmeer. In 1952 ging het tjalkje met pensioen. De motor werd eruit gehaald en het casco werd langszij de woonark van C. Bood. Klaas zn. Als schuur in gebruik genomen. De LangedijkerKof ontdekt In 1980 vaart de oud schipper Cor van Schoorl uit Langedijk met zijn schip door Zwartsluis. De oud-schipper is medeauteur van het boek Adieu Schipper en altijd alert op interessante scheepjes. Als hij langs de woonboot van Klaas Bood vaart ziet hij iets bekends. De lijnen van het tjalkje dat naast de woonboot ligt vallen zo op dat hij besluit aan te leggen om het scheepje te onderzoeken. Hij gaat langszij en gaat op zoek naar het ijknummer. Het nummer AR 577 N geeft direct al de Noord Hollandse afkomst van het scheepje prijs, AR staat namelijk voor Alkmaar. Inmiddels is de eigenaar van de tjalk uit zijn woonboot gekomen en er ontstaat een geanimeerd gesprek tussen de twee oud schippers. Cor van Schoorl stelt voor om in de archieven op zoek te gaan naar de achtergrond van de tjalk. Hij is als schrijver gewend om de geschiedenis van oude schepen na te trekken op basis van oude documenten en andere archiefstukken. Cor trekt de historie van de langedijker kof na en de schippers blijven hierna contact houden. In 1995 komt C. Bood. Klaas. Zn te overlijden. Zijn zoon Evert erft de tjalk en vat het plan op om het schip te restaureren. Hij is ijzerwerker op de werf in zwartsluis en mag op de werf aan het oude casco werken. Hij begint met het verwijderen van het ingelaste deel waarmee het schip in 1922 is verlengd. De twee oude delen van het casco worden weer vrijwel onzichtbaar aan elkaar gezet. Door omstandigheden komt de restauratie verder niet echt van de grond en in 1999 geeft Evert definitief de hoop op verdere restauratie op. Hij wil graag de fakkel aan een goede opvolger overdragen om het behoud van het bijzondere tjalkje te garanderen. Hij belt met Cor van Schoorl in de oorspronkelijke thuishaven van het schip en vraagt aan hem of hij niet iemand wist die het restauratieproject zou kunnen en willen overnemen. De restauratie Nico, actief in Broek op Langedijk zat samen met Cor in de commissie varende monumenten .Cor ziet een unieke kans om het museum een originele LangedijkerKof te bezorgen. Helaas is het museum al een aantal jaren bezig met een kostbaar project , waarin een replica van een Hollandse Damschuit wordt gebouwd. Daardoor heeft het museum niet de middelen om de tjalk aan te schaffen. Nico is echter wildenthousiast over de tjalk en na overleg met zijn vrouw Janny besluit hij zijn eigen zeilschokker te verkopen om de tjalk te kunnen aanschaffen. Nico koopt het schip van Evert Bood met als bijzondere bepaling in het koopcontract dat Evert altijd het eerste recht heeft om de tjalk terug te kopen als de tjalk opnieuw in de verkoop zou gaan. In het najaar van 1999 vaart Nico met zijn broer John in de schokker naar Zwartsluis om de tjalk op te halen. Met de schokker achter het motorloze casco wordt de reis over de randmeren richting Broek op Langedijk aanvaard. Cor van Schoorl had in het archief van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam en het Nautisch Museum in Rotterdam de koopcontracten, het bouwbestek en de meet- en ijkbrieven opgespoord. Met behulp van deze documenten, de kennis van Cor en de ervaring die Nico heeft als scheepsbouwer wordt een restauratieplan opgesteld. De situatie van 1904 wordt als uitgangspunt genomen. De tjalk wordt dus als motorkof gerestaureerd. Met hulp van zoon Klaas en vrouw Janny en veel vrienden en bekenden wordt het werk voortvarend aangevat. De motor van het schip is afkomstig uit het gemaal van Kolhorn. Hier stonden twee stationaire hulpdieselmotoren die nog maar een paar honderd draaiuren hadden. Nico kan een van deze dieselmotoren overnemen van het motorenmuseum. In het voorjaar van 2001 is het schip klaar voor de herdoop. In de sluis van Broek op Langedijk, waar Nico naast woont, wordt het schip met water uit het Oosterdel gedoopt door zijn schoonzuster met de nieuwe naam ’t kofschip. De Federatie Oud Nederlandse Vaartuigen heeft het schip na de restauratie erkend als varend monument. Het schip ligt aan het water van het Oosterdel bij de schuitenhelling die voor de omgeving van het Geesterambacht karakteristiek is. Op deze museumhelling kunnen de akkerschuitjes worden gerestaureerd met behulp van het originele oude gereedschap. De Langedijker koftjalk ligt afgemeerd bij deze helling in het ” RIJK DER DUIZEND EILANDEN.”
Bijzonderheden
Langedijker-kof en haar zeer complete geschiedbeschrijving over groentetransport, Ansjovisserij, inpoldering rond de Zuiderzee, maar ook over bewoning op het schip en drinkwatervoorziening op Urk. Compleet met historische documenten en foto`s